Bij ons op school zijn we aan het dubben hoe (of) we nu verder gaan met de huidige methoden voor de wereldoriƫnterende vakken. De natuurmethode is sterk verouderd, techniek wordt onderbelicht en ook bij geschiedenis en aardrijkskunde lopen we tegen dingen aan zoals verouderd, ontbreken van aansluiting bij de actualiteit en daarnaast nog hoe we dat alles aan een thema kunnen koppelen.
De vraag die direct opkomt wanneer je overweegt een nieuwe methode aan te schaffen is of je over gaat op een (compleet) digitale methode of toch nog met leerlingboeken en dito werkschriften gaat werken.
Een collega van een andere school liep tegen hetzelfde aan. Zij is sterk voorstander van het aanschaffen van een digitale methode en wil eigenlijk af van de dure boeken en dito werkschriften waar je vervolgens 10 jaar aan vast zit, in tegenstelling tot een aantal van haar collegaās die echt iets tastbaars in handen willen hebben.
Een van haar belangrijkste argumenten is dat een leerlingboek veel tekst bevat (weliswaar met plaatjes ter ondersteuning van de tekst) en vooral een beroep doet op vaardigheden als goed technisch en begrijpend kunnen lezen. Ook de werkschriften bevatten veel āinvuloefeningenā waarbij je vragen over de tekst moet beantwoorden. Je zal dan maar dyslectisch zijn of anderszins lezen moeilijk en niet leuk vindenā¦.
Een medestudent liep tegen weer een ander probleem aan. Zij is weer druk bezig haar instructie te herontwerpen door gebruik te maken van āFlipping the Classroomā en kon weinig geschikt rechtenvrij beeld-, film- en geluidsmateriaal vinden ter ondersteuning van haar instructiemateriaal en vroeg zich daarnaast af welk beeld-, film- en geluidsmateriaal nou echt ondersteunend werkt.
Vorig semester (ik ben bezig met de Master Leren & Innoveren) heb ik een onderwijsontwerp gemaakt hoe rekeninstructie nou het best ontworpen kan worden door gebruik te maken van āFlipping the Classroomā. Daarvoor heb ik me in de theorie gestort en kwam daarbij uit op de Cognitive Theory of Multimedia Learning (CTML) van R.E. Mayer. Ik wilde dit toch nog even delen.
Deze theorie gaat uit van drie aannames:
- De Dual channel aanname: dit betekent dat onze cognitieve structuur beschikt over twee parallelle verwerkingskanalen nl. ƩƩn voor visuele en ƩƩn voor auditieve informatie.
- De Limited capacity aanname: dit gaat uit van de Cognitive load theorie van Sweller & Chandler Ā waarbij wordt gesteld dat het werkgeheugen beperkt is tot het tegelijkertijd vasthouden en verwerken van de hoeveelheid informatie ( 5 ā 7 chunks) (een chunk is te vertalen als een brokje gecombineerde informatie).
- De Active processing aanname: de lerende moet zelf in staat zijn kennis te construeren.
Op basis van deze aannames heeft Mayer een zevental ontwerpprincipes gedefinieerd waarbij je bij het ontwerpen van multimedial leermaterialen rekening kunt houden.
Het multimedia principe
Dit principe houdt in dat een betere verwerking van kennis plaatsvindt, wanneer tekst gecombineerd wordt met beelden.
Het āspatial contiguityā principe
Dit principe houdt in dat nieuwe kennis beter verwerkt wordt wanneer de tekst dicht bij het relevant beeld staat afgedrukt.
Het temporal contiguity principe
Dit principe houdt in dat kennis sneller wordt verwerkt wanneer tekst en beeld tegelijkertijd wordt aangeboden en wanneer het beeld of een animatie door gesproken tekst wordt vergezeld.
Het modaliteitsprincipe
Dit principe houdt in dat minder cognitive load wordt veroorzaakt wanneer toegevoegde informatie (aan een beeld, foto of animatie) gepresenteerd wordt in de vorm van audio dan in de vorm van (alleen maar) tekst.
Het coherentieprincipe
Dit principe houdt in dat extra, niet essentiƫle informatie zoals bijvoorbeeld achtergrondmuziek, de cognitieve verwerking verstoort omdat dit ook in het werkgeheugen moet worden verwerkt.
Het redundantieprincipe
Dit principe houdt in dat het niet nodig is audio-uitleg aan te vullen met tekst: dezelfde informatie wordt twee keer verwerkt. Daarnaast kan men wel tegelijkertijd kijken naar een animatie en luisteren naar een audio-uitleg, maar niet luisteren naar een audio-uitleg en uitleg tegelijkertijd te lezen.
Het principe van de individuele verschillen
Dit principe stelt dat de impact van voorgaande principes groter is bij lerenden met een lage voorkennis en met een groter ruimtelijk inzicht.
Naast de zeven ontwerpprincipes raadt Mayer aan bij het ontwerpen van multimediale leermaterialen gebruikt te maken van āpointersā om bepaalde elementen duidelijker uit te laten komen naast het belang van een goede structuur van het materiaal ten aanzien van volgorde, aantal stappen, oorzaak-gevolg, opeenvolging, samenhang en hiĆ«rarchie.
Tenslotte stelt Mayer dat de integratie van nieuwe kennis en voorkennis in het lange termijn geheugen wordt ondersteund, wanneer gebruik gemaakt wordt van grafische elementen, het stellen van tussenvragen en het gebruik van metaforen.
Bron: Valcke, M. (2010). Onderwijskunde als ontwerpwetenschap. Gent: Academia Press.
Overigens is hier ook wel weer een kritisch geluid te horen. Zo toonde onderzoek onlangs aan dat weliswaar leereffecten vergroot kunnen worden door gebruik te maken van multimedia, maar dat het leereffect op lange termijn niet altijd stand houdt.
Zelf vind ik dit een reuze interessant onderwerp en ben daarom ook zeker van plan om naar de online lezing āHoe vergroot je het leereffect door gebruik van beeld en geluid?ā te luisteren (kijken?) georganiseerd door Kennisnet op donderdag 20 juni a.s. van 20.00 ā 21.00 uur. Ook geĆÆnteresseerd? Klik om je aan te melden!
Deze blogpost is onderdeel van eenĀ Quadblog.
Vind ik leuk:
Like Laden...